Vergeet mij niet…

herinneringssieraden in Huis Doorn

Marjolijn van Duyn

Het begin

Het begint zoals wel vaker met iets onschuldigs, iets kleins: een mini-objectje, lang geleden gekocht op een vlooienmarkt in Midden-Engeland: het is rond, meet nét 2 cm en het glas is gebarsten. Maar het fascineert me: wat is het en wat doet het hier in Engeland? Voor een zacht prijsje mag het mee. Terug in Nederland zoek ik uit wat ik eigenlijk heb gekocht: het blijkt een rouwsieraadje te zijn uit vervlogen tijden, onder het glas een minutieus getekend miniatuurgrafje met treurwilgje en een datum: 1896. Gezet in een zwart uitgeslagen zilveren lijstje, eenvoudige brochering achterop. Het is het allereerste stuk van wat zal uitgroeien tot een veelzijdige collectie antieke rouw- en herinneringssieraden. Ik lees over het, vooral Engelse, fenomeen en over de troost die de achterblijvers zochten en vonden in deze kleine, persoonlijke herinneringsobjecten. Ik vul in de loop der jaren m’n verzameling aan met stukken uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw, in allerlei maten, materialen en vormen: broches, ringen, hangers, medaillons.

Koningin Victoria, een leven lang rouwen

December 1861 neemt in heel Engeland rouw extreme vormen aan wanneer in Londen, op Windsor Castle Prins Albert, toegewijd echtgenoot van Koningin Victoria, in haar bijzijn, omringd door gezinsleden en bijgestaan door artsen, op 42 jarige leeftijd overlijdt aan buiktyfus.

Albert betekent alles voor Victoria, hij is echtgenoot en vriend, vertrouweling en officieuze secretaris, haar beste adviseur, haar steun en toeverlaat en de liefde van haar leven. De koningin is gebroken en mét haar dompelt het hele land zich in diepe rouw: een algemene rouwperiode van drie maanden wordt afgekondigd met gedetailleerde voorschriften voor kleding, sociale contacten en gedrag.
Kort na Alberts overlijden krijgen de koninklijke juweliers opdracht om grote aantallen rouwsieraden te maken: rouwringen, fotomedaillons, haarwerksieraden en stickpins met Alberts portret: herinneringssieraden die worden uitgedeeld aan familieleden en vrienden.

Victoria is ontroostbaar, rouwt onverholen en langdurig en vermijdt openbare optredens. Door haar langdurige afzondering krijgt ze de bijnaam ‘de weduwe van Windsor’. Ze laat nog decennialang elke dag ontbijt naar Alberts kamer brengen en z’n kleren klaarleggen. Zelf draagt ze tot het eind van haar lange leven uitsluitend zwarte kleding. Ze ontleent troost aan haar persoonlijke, in opdracht gemaakte rouwjuwelen: buttons, broches en medaillons – sommigen met strengen haar – ter herinnering aan haar overleden geliefden: Albert, haar moeder en drie van haar negen kinderen. Omdat de koningin wordt bewonderd door haar volk en een geliefd voorbeeld is, vindt het dragen van rouwkleding en -sieraden al snel landelijk navolging. Onder invloed van de gebeurtenissen in Engeland, neemt eind negentiende eeuw ook in de rest van Europa het dragen van rouwkleding en -accessoires toe, zij het met name in de betere kringen.

Dinsdag 22 januari 1901, overlijdt Alexandrina Victoria van Hannover, koningin van het Verenigd Koninkrijk en keizerin van India, op 81-jarige leeftijd in de armen van haar kleinzoon, Keizer Wilhelm II van Duitsland. Haar dood betekent het einde van het Victoriaanse tijdperk.

Rouwrituelen

Sinds het begin der tijden heeft de mens zich om z’n doden bekommerd, afscheidsrituelen ontwikkeld, een laatste bestemming gezocht voor het ontzielde lichaam. Het sterven van een geliefde en het voor altijd afscheid moeten nemen zijn ingrijpende gebeurtenissen die ons allemaal op enig moment raken. Het maakt rouwen en gedenken tot even hartverscheurende als fascinerende onderwerpen.

Na eeuwen van oprecht en doorleefd geloven in een beter leven ‘hierna’ verschuift begin negentiende eeuw de focus van het stervensritueel en de zorg voor het zielenheil van de overledene naar het verdriet en het gemis van de nabestaanden. De dood van de ander wordt als ondragelijk ervaren, rouwrituelen worden persoonlijker en dragen vooral het gevoel uit van verbondenheid en gemis.

Dat in het Europa van de negentiende eeuw een uitgebreide rouwcultuur ontstaat, is goed te begrijpen wanneer we ons realiseren dat rond 1850 door besmettelijke ziekten en slechte hygiëne een mens hooguit 45 jaar wordt, veel vrouwen sterven in het kraambed en dat, door de schrikbarend hoge zuigelingensterfte, nauwelijks de helft van de kinderen volwassenheid bereikt. Rode hond is een dodelijke ziekte die vaak meerdere kinderen uit een gezin treft. Er zijn ouders die hun kind pas een naam geven op de eerste verjaardag.

Dagboeken en brieven uit de achttiende en negentiende eeuw staan vol verhalen over ziektes, sterfbedden en diep verdriet. De dood is een wezenlijk onderdeel van ieders leven, heeft voor de negentiende-eeuwse mens nauwelijks geheimen en komt zo regelmatig voor dat ook kinderen er mee worden geconfronteerd.
Rouw wordt openlijk en vol overtuiging beleden en is nadrukkelijk zichtbaar, wat zorgt voor begrip en troost van de omgeving.

Maar het is ook een tijd van diepe armoede en een groot deel van de bevolking heeft helemaal geen tijd om te rouwen en geen geld voor een begrafenis. Zij worden ‘van de armen’ begraven: de overledene wordt in een ‘wisselkist’ vervoerd: boven het vers gedolven graf gaat de bodem open en valt het lijk in het graf. De stad betaalt de begrafenisrechten en hergebruikt de kisten.

Rouwdracht

De negentiende-eeuwer rouwt vol overgave: het ‘in de rouw zijn’ is zichtbaar voor iedereen. Gedurende lange perioden na een overlijden hullen de nabestaanden zich in het zwart. In de betere kringen zijn bij de dames rouwdracht en accessoires net zo aan mode onderhevig als de reguliere kleding. Bij de heren zijn naast het kostuum ook de accessoires – hoed, handschoenen, zakdoek en knopen – zwart. Binnenshuis dragen dienstmeisjes zwarte kleding, wordt speciaal zwart servies gebruikt en de correspondentie gevoerd op briefpapier met rouwrand. Naarmate de tijd verstrijkt wordt de mate van rouw geleidelijk afgebouwd.

Overigens heeft een groot deel van de bevolking helemaal geen geld voor aparte rouwkledij: men verft eenvoudig het daagse goed zwart of draagt om de bovenarm een rouwband, met strepen die de mate van verwantschap met de overledene aangeven.

Sneeuwwit en gitzwart

Ook hele jonge kinderen dragen rouwkleding: ’s zomers wit – kleur van de onschuld – met zwarte strik, linten of een rand zwart borduurwerk. ’s Winters is de kleding grijs met zwarte details: linten, knopen, een ceintuur.

In de 2e helft van de 19e eeuw ontstaat steeds meer vraag naar git voor rouwsieraden en knopen. In de kustplaats Whitby wordt al eeuwenlang git gedolven die in de ateliers in het stadje wordt bewerkt tot sieraden. Whitby git is intens zwart, heeft een diepe glans, is heel licht en uitermate geschikt voor sieraden. Goedkopere alternatieven zijn zwart glas (Franse of armoede-git) en vulkaniet, gehard rubber dat in vorm kan worden geperst.

Ter herinnering

Na een overlijden richt de familie binnenshuis een privé altaar in waar men net zo bij kan rouwen als bij het graf op de begraafplaats. De familie omringt er zich met aandenkens aan de overledene: het meest tragische wat een mens in die tijd kan overkomen is eenzaam te sterven, dat er niemand is die om je rouwt, niemand die je mist. Er zijn verfijnde rouwmedaillons, horlogekettingen, bloemenkransen, ringen, armbanden en andere dierbare herinneringsvoorwerpen waarin haar van de overledene is verwerkt, er zijn doodsportretten, post-mortem-foto’s en dodenmaskers. Er zijn bidprentjes vol eeuwenoude symboliek: gedoofde fakkel, doodshoofd, zeis, zandloper . Het zijn allemaal pogingen om de overledene dichtbij te houden, de pijn van de scheiding te verzachten. Men noemt dit ‘linking objects’: de achterblijver – de moeder, de weduwnaar, de wees, broer, zus – projecteert in zo’n object een ontmoeting, een samenkomen met de overledene, waardoor de scheiding minder pijnlijk aanvoelt.
Vaak werd in rouwsieraden een kort motto’s gegraveerd: een medaillon met ‘FORGET ME NOT’, een ovale speld met ‘in memory of my dear mother’ in kleine gouden letters op zwart. Een ring met ‘not lost but gone before’. Ik heb een zwaar en zwart Victoriaans medaillon: op de voorkant een patroon van in elkaar grijpende letters: I M O (in memory of). Op internet vind ik een zelfde medaillon, maar met A E I (amitié, eternity, infinity).

Haar- en vlechtwerk

Een envelopje met een haarlokje van een geliefde, een blond babykrulletje in het familiealbum: haar heeft een sterke emotionele waarde en er zijn in onze geschiedenis steeds weer periodes geweest waarin bij het maken van herinneringsvoorwerpen menselijk haar werd gebruikt.
Als een ragfijne draad loopt het verwerken van mensenhaar door onze Europese (kunst)geschiedenis. Bij opgravingen vindt men haarsieraden uit de vroege middeleeuwen en haar wordt aangetroffen in middeleeuwse relieken, stoffelijke resten van heiligen die zouden genezen en beschermen. Omdat haar deel is van het lichaam van de gestorven geliefde, gaat men het vanaf de vijftiende eeuw beschouwen als bezield materiaal en daarmee als tastbaar herinneringsmateriaal bij uitstek. Eenvoudige, uit haar gevlochten koorden uit de zeventiende
eeuw markeren het prille begin van ruim twee eeuwen waarin hoogwaardig professioneel haarwerk, uitwaaierend over het vaste land van Europa, een grote bloei doormaakt.
In veel rouwsieraden wordt haar van de overleden geliefde verwerkt: ring, medaillon, broche. Andere vormen – horlogeketting, chatelaine, armband – worden volledig uit haar gevlochten of hebben een ‘containertje’ met kunstig vlechtwerk uit haar. Al die vormen van haarwerk worden gezien als een liefdevolle manier om de overleden geliefde dichtbij te houden. Vooral de combinatie van een haarwerkje met een geschilderd miniatuurportretje is van onschatbare waarde: men heeft daarbij het gevoel dat de overleden dierbare ook fysiek dichtbij is.

Rouwbroche met eeuwenoude rouwsymboliek, ca. 1860. Foto Marjolijn van Duyn

Haarhorlogeketting en haarkransje, negentiende eeuw. Foto Marjolijn van Duyn

Een bemiddelde familie kan een professioneel haarwerker opdracht geven en een keuze maken uit diens modellenboek. Voor ‘gewone’ mensen is er het blad Penélopé (1821-1835), de ’Libelle van de negentiende eeuw’, waarin uitgebreide instructies over het verwerken van haar worden gegeven. Naast het gevlochten haarwerk zijn er de verfijnde miniatuurschilderijtjes van haar, grafscènes vol eeuwenoude symboliek: doodshoofd, zeis, urn, zandloper. En aangrijpende, hartverscheurende miniaturen: in de armen van prachtige engelen ten hemel varende kinderen, Arcadische landschapjes met minutieuze miniaturen: een treurwilg van roodblond haar buigt zich beschermend over een kindergrafje. Er zijn talloze variaties op ‘in memory of’ en heel veel hartjes, duiven en liefdevolle engelen. En viooltjes: zinnebeeld van treurnis en dood en een ‘denk aan mij’. Voor het ‘grote publiek’ is er inmiddels een keur aan betaalbare rouwsieraden en accessoires: ook massaproducten kunnen de herinnering aan de overledene levend houden. Begin twintigste eeuw verdwijnt haar als materiaal voor een sieraad geleidelijk uit beeld: de moderne mens vindt de haarwerkjes onsmakelijk en onhygiënisch.

Fotografie en de Schone slapers

Eind negentiende eeuw is er een sterke toename van het afbeelden van overledenen: een tijdperk waarin de dood een centrale rol inneemt in de samenleving valt samen met de uitvinding van de fotografie: officiële introductiedatum 19 augustus 1839 .

Aangrijpend zijn de ‘doodsbedjes’: in opdracht geschilderde portretten van
baby’s en kleuters op hun sterfbed. Jonge levens in de kiem gesmoord, witte kleding, bloemenkransje op het hoofdje, tuiltje bloemen in gevouwen handjes. Ontroostbare ouders. Het zijn portretjes van een melancholieke schoonheid, maar onbetaalbaar en onbereikbaar voor de meeste ouders.
Niet zo verrassend dus dat kort na de uitvinding van de fotografie ook post- mortem fotografie een hoge vlucht neemt. Daarbij gaat het vaak om foto’s van heel jonge kinderen. De kindersterfte is hoog, ouders willen een aandenken aan hun overleden kind en dankzij het relatief goedkope procedé is zo’n doodsportret voor veel meer mensen bereikbaar. Hartverscheurende foto’s zijn het: kinderen in hun kistje, een klein meisje samen met haar pop, een jongetje met z’n favoriete speelgoed. Er is een carte de visite van een moeder met haar dode kind naast zich. Vaak is de eerste foto ook de laatste…

Wanneer na verloop van tijd steeds meer en vaker privé foto’s tijdens het leven worden gemaakt, neemt de behoefte aan post-mortem foto’s af.
Wat begon met een onschuldig, klein object op een vlooienmarkt, eindigde in een onderzoek naar een veel groter fenomeen. De Engelse rouwcultuur kende veel voorwerpen, van sieraden, broches, foto’s tot medaillons, die allemaal als doel hadden om niet te vergeten.

Haarketting met fotomedaillon, negentiende eeuw.
Foto Marjolijn van Duyn