Grafbezoekrituelen

Eric Venbrux & Anne Kjærsgaard

“Wanneer God dood is, kan de1cultus van de doden de enige authentieke religie worden,” aldus Philippe Ariès. De voorspelling van de Franse historicus van de dood lijkt langzamerhand bewaarheid te worden. Een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking zegt niet of niet meer religieus te zijn. Desalniettemin willen de meesten geen afstand doen van hun overleden dierbaren zonder enige vorm van ritueel.

Dat afscheidnemen is in de regel een langdurig proces. En de overgang van leven naar dood is met ritueel omkleed. Gedurende dat proces zijn we geneigd de overledenen in sociaal opzicht als het ware in leven te houden. In menige film or tv-serie zien we de scene van de hoofdpersoon die bloemen heeft gebracht bij een grafsteen en de aandacht in woorden of gedachten tot de overledene richt. Het bezoeken van graven is een praktijk die heel goed past bij de moderne begraafplaats die ontstond aan het einde van de achttiende en in het begin van de negentiende eeuw. In de negentiende eeuw groeide het uit tot een van de belangrijkste rituelen waarin de familiebetrekkingen over de generaties tot uitdrukking kwamen. In de eenentwintigste eeuw staat het ritueel van het grafbezoek onder druk, omdat met de opmars van crematie en asverstrooiing het aantal mensen dat kiest voor het traditionele graf afneemt. Nu het verschijnsel minder vanzelfsprekend wordt, valt het ook beter te onderkennen. In deze bijdrage willen we laten zien hoe met het ritueel van het grafbezoek een aanwezigheid van de doden als nog levende personen opgeroepen wordt. 2 In deze voorstellingen wordt de fysieke dood overstegen en heeft een communicatie met de overledenen plaats. Deze transcendentie met het overschrijden van de grens tussen leven en dood is religieus van aard. 3

Algemene Begraafplaats Tongerseweg in Maastricht. Foto: Eric Venbrux

De rouwende nabestaanden zijn geneigd hun ongeloof opzij te zetten op een begraafplaats. De sluiting ’s nachts en voorschriften zoals gedempt spreken en zachtjes lopen suggereren dat de overledenen gelijk de levenden gestoord zouden kunnen worden. Hun rust dient te worden gerespecteerd. De doden zijn met andere woorden nog niet echt dood. Omgeven door hagen, hekken of muren staan de begraafplaatsen in ruimtelijke zin apart van de omgeving. Het zijn oorden voor grafrust, hetgeen gepast en respectvol gedrag vraagt van de bezoekers. In deze rituele ruimte zijn ook de afzonderlijke graven gemarkeerd en hebben ze grenzen. Er bestaat een tendens om de graven te behandelen als een soort van huiselijk privédomein en soms vertonen ze een sterke gelijkenis met een tuintje. De plaats van het graf wordt waar mogelijk met zorg gekozen, bijvoorbeeld vanwege de mooie ligging of het uitzicht, alsof de overledene dat nog zou kunnen ervaren. Zowel het tastbare graf als de grafsteen blijken door de nabestaanden nogal eens nauw geïdentificeerd te worden met de overledenen. Specifieke associaties van de steen en grafdecoraties met de gestorvene dragen daartoe bij. Een robuuste steen kan een tactiel substituut voor de dode zijn; een antwoord op het gemis, want de steen gaat nergens heen. De persoon van de overledene is niet meer, maar toch hebben we het gevoel dat deze op de een of andere manier nog de menselijke resten aankleeft. Dit magisch denken strekt zich uit tot wat er mee in contact staat, zoals het graf en de grafsteen. Het graf is dan ook bij uitstek de plek om met de overledene in contact te treden. De “rustplaats” speelt een belangrijke rol in de uitwisseling tussen de levenden en de doden.

***

Een grafbezoek volgt de conventies van een bezoek aan de levenden. De reis, een begroeting en afscheid nemen, het geven van bloemen of geschenken, praten en tijd doorbrengen in elkaars gezelschap is wat ze gemeen hebben. Ook vormen in beide gevallen speciale gelegenheden of dagen wel aanleiding tot een bezoek. De frequentie van de bezoeken aan de overledenen is evenals die aan de levenden aan variatie onderhevig. De een gaat bijvoorbeeld dagelijks, de ander eenmaal per jaar. Een doorsnee van de bevolking brengt zulke bezoeken. Ongeacht hun achtergrond verrichten de bezoekers vaak overeenkomstige handelingen. Tot de top drie van dit geritualiseerde gedrag behoren het geven van bloemen, het verzorgen van het graf, en het praten met de overledene. De idee dat de overledene op de een of andere manier aanwezig is en de uitingen en handelingen van de bezoekers registreert, lijkt heel gewoon. De gestorvenen worden benaderd alsof ze nog kunnen horen, zien en voelen. Bezoekers letten er bijvoorbeeld op dat ze niet op de doden stappen, die immers geacht worden in het graf te rusten. “Ik zou nooit op zijn hoofd gaan staan,” vertelde een weduwe. We treffen op graven brieven en andere geschreven berichten aan de overledene aan. Tekeningen en wenskaarten worden op het graf geplaatst alsof ze door de overledene waargenomen kunnen worden. “Schrijf alsjeblieft terug,” liet een jongen zijn gestorven broer weten. Het graf is ook een favoriete plek om een praatje met de overledene te maken. Vooral als het om serieuze zaken gaat, wordt een luisterend oor verwacht. Het geven van bloemen impliceert een ontvangende partij. Met de geste, die met een zekere regelmaat herhaald wordt, wordt een relatie onderhouden tussen de gever(s) en de ontvanger. Ook de geschenken en andere attenties die bij speciale gelegenheden naar het graf gebracht worden bestendigen de relatie. Maar een relatie kan in het gewone leven op den duur niet voortbestaan zonder enige vorm van wederkerigheid. De tegenprestatie kan ook immaterieel zijn. Het is niet ongebruikelijk dat nabestaanden van de kant van de dode steun, bescherming en geruststelling voelen. Bovendien kan de overledene om raad of hulp worden gevraagd. Op deze wijze ontstaat de indruk van een uitwisseling tussen de levenden en de doden, waarbij aan de laatsten het vermogen tot handelen wordt toegeschreven. Het verzorgen van het graf geeft de nabestaanden een controle die juist node gemist wordt in de ervaring van verlies en rouw om het sterfgeval. Verder valt op dat de zorg zich uitstrekt tot het lichamelijk welzijn van de dode.
Eten, drinken en rookwaren worden naar het graf gebracht. Het betreft meestal wat de overledene graag had. Wat wordt achtergelaten (bijvoorbeeld flesjes of blikjes bier), op het graf gegoten (koffie, wijn), ingeschonken (jenever, whiskey) of aangeboden (bloemen, chocolade, fruit, sigaretten en sigaren) behoort tot het ruimere en gedeelde repertoire van de grafbezoekrituelen. Een overledene kreeg bijvoorbeeld een flesje rum om warm te worden, omdat het buiten erg koud was. Een decoratieve winterbedekking met dennentakken van de open ruimte van graven, zoals we die kennen in onder meer Denemarken, Duitsland, Luxemburg en Zwitserland, dient naast het beschermen van de bloembollen in de aarde voor sommigen als een soort deken om de doden warm te houden in het koude seizoen. De rituele praktijk van het aansteken van kaarsen om de doden warmte en licht te geven in de duisternis is wijdverbreid. Met name tijdens de donkere tijden van het jaar branden kaarsen en lampen op graven. In de zomer zien we soms juist dat de graven rijkelijk bewaterd worden en lijkt het alsof de doden een onstilbare dorst hebben. Knuffels en speeltjes op kindergraven zijn uitingen van affectie, drukken de wens uit dat de gestorvenen het comfortabel hebben, en suggereren dat ze nog actief kunnen zijn zoals bij leven. Genegenheid spreekt ook uit de zorg waarmee zerken aangeraakt, afgeveegd en gewassen worden. Het doet soms denken aan het gladstrijken van een laken of opmaken van een bed. De grafsteen met de naam van de overledene wordt door sommige bezoekers aangeraakt en gestreeld als een levende persoon; geliefden kussen de steen. De verzorging van het graf geeft de nabestaanden controle en de gelegenheid om orde te scheppen, zodat op symbolische wijze het hoofd geboden kan worden aan de ontreddering door het verlies. Het praten tot de overledene komt zeer veelvuldig voor. Vooral wanneer een overlevende wordt geconfronteerd met een ernstig probleem, onrecht of levenscrisis bestaat er vaak een dringende behoefte om met de vertrouwde overledene op de begraafplaats te praten. Het gesprek – hardop, zachtjes of in gedachten – is een vorm van uitwisseling die de relatie tussen de levenden en de doden gaande houdt. Het hangt er ook vanaf hoe de onderlinge verhouding bij leven was, want in de regel wordt dit voortgezet. Zo is de conversatie herhaaldelijk alledaags en vertellen bezoekers wat de overledene graag had willen horen omtrent wat ze meegemaakt hebben. Soms wordt zelfs voorgelezen uit een boek. Vaak gaat het echter over problemen in het dagelijks leven, die de nabestaanden dan ook vanuit het perspectief van de overledene beschouwen. Ook wendt men zich wel in gebed tot de gestorvene. De voorstelling van de doden als (bescherm) engelen heeft algemeen ingang gevonden en beperkt zich niet tot mensen met een religieuze achtergrond. De overledene is een bron van wijze raad, stelt gerust, heeft aandacht en medeleven, en biedt bescherming en vertrouwen. Aan de gestorven (of “engelen”) wordt daarbij een bovennatuurlijke macht toegeschreven.

Het beeld van een kind met een telefoon op het graf van een driejarige peuter op Begraafplaats Tongerseweg in Maastricht. Foto: Eric Venbrux

Het graf is een bijzonder geschikte plek om in contact en dicht bij de overledene te komen. In het voorgaande hebben we willen laten zien dat de dode er zowel een aanwezigheid krijgt als nog lijkt te kunnen ervaren en handelen als een levende persoon. De grafbezoekrituelen helpen om het behoud van de identiteit te waarborgen (althans voorlopig) en de sociale dood af te wenden. Daar de dood overstegen wordt, hebben we te maken met (een basale vorm van) religiositeit. 4 Communicatie met de doden is een verschijnsel dat in de meest uiteenlopende culturen voorkomt. 5 In de Nederlandse grafcultuur zien we dat evenzeer. Zo worden op graven brieven, verjaardags- en wenskaarten voor de overledenen geplaatst, evenals kindertekeningen, en soms huwelijksuitnodigingen en geboortekaartjes van familieleden of vrienden. Andere giften van snijbloemen en potplanten, kleine ornamenten of beeldjes, tot speelgoed, windmolentjes, lampjes op zonnecellen, en paas- en kerststukjes sieren de graven. Begraafplaatsvoorschriften en de aard van overlijden hebben invloed op het soort en aantal voorwerpen. Ze zijn vaak overvloedig in het geval van overleden kinderen en adolescenten met leeftijdsgerelateerde dingen. De noodzaak om ze sociaal in leven te houden, vanwege de vroegtijdige sterfgevallen (met unfinished business), is dringender. Op een graf van een driejarige in Maastricht wordt de wens om in contact te blijven met het dode kind uitgedrukt door een standbeeld van de peuter aan de telefoon. Religieuze riten, zoals gebed, het achterlaten van steentjes, het branden van wierook en het zegenen met wijwater komen ook voor. Veel graven van rooms- katholieken in bijvoorbeeld Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland hebben een klein wijwatervat. De zegening met een buxustakje vindt plaats bij de begroetingen en het afscheid aan het graf. Foto’s komen meer voor op katholieke dan protestantse graven, maar in het laatste geval worden desalnietemin foto’s bij het graf gemaakt. Aldus blijven de overledenen letterlijk en figuurlijk in beeld. Grafbezoeken op speciale dagen, zoals de verjaardag, sterfdag en huwelijksdag van de overledene en religieuze feestdagen (onder meer Kerstmis, Pasen, Allerzielen of Gedachteniszondag), maken duidelijk dat de doden nog steeds deel uitmaken van de familie. De doden worden ook bezocht wanneer familieleden overgangsrituelen ondergaan, zoals de doop, het vormsel of het huwelijk, en ter gelegenheid van een familiereünie. De rituelen rond het graf houden kortgezegd de doden in leven.
  1. Ph. Ariès (1981[1977]). The Hour of Our Death. Harmondsworth: Penguin, p. 543.
  2. Voor een uitvoerigere analyse, zie A. Kjærsgaard & E. Venbrux (2021). Grave-visiting Rituals in Northwestern Europe, in Palgrave Handbook of Anthropological Ritual Studies, ed. P. J. Stewart & A. J. Strathern. Cham: Palgrave Macmillan.
  3. D.Chidester(2002).PatternsofTranscendence:Religion,DeathandDying.Belmont,CA:Wadsworth,p.3
  4. Zie ook M. D. Stringer (2008). Contemporary Western Ethnography and the Definition of Religion. London: Continuum.
  5. L. B. Steadman, C. T. Palmer & C. F. Tilley (1996). The Universality of Ancestor Worship. Ethnology, vol. 35, no. 1, pp. 63-76.