Antisemitisme

Keizer Wilhelm II en de Joodse reder en directeur van de Hamburg-America Line, tijdens de tewaterlating van het schip ‘SS Bismarck’ in Hamburg op 20 juni 1914

Keizer Wilhelm II onderhoudt vele contacten met Joodse vrienden en bekenden, door de zionist en latere eerste president van Isräel – Chaim Weizmann (1874 – 1952) – laatdunkend ‘Kaiserjuden’ genoemd.

Scherl/Süddeutsche Zeitung Photo

Aan het eind van de negentiende eeuw moderniseert Duitsland zich in een razendsnel tempo. De sociale, economische en culturele veranderingen die daarmee gepaard gaan, zorgen voor onzekerheid en leiden tot de opkomst van een raciaal antisemitisme. In de politiek ontwikkelt zich vanaf de late jaren 1880 een radicaalnationalistische stroming. De Joden fungeren in het wereldbeeld van deze beweging als voornaamste zondebok.

Ook de Duitse keizer uit zich regelmatig negatief over de Joden: alle kommer en kwel is hun schuld, of het nu gaat om zijn handicap, het vroege overlijden van zijn vader of het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Na 1918 speculeert hij soms over de vernietiging van de Joden.

Wilhelms antisemitische uitlatingen zijn echter moeilijk te rijmen met de contacten die hij onderhoudt met Joodse vrienden en bekenden, zowel tijdens zijn keizerschap als tijdens zijn ballingschap in Doorn. Bovendien zijn de anti-Joodse uitspraken van Wilhelm II niet gestoeld op een coherent wereldbeeld, zoals dat bij Hitlers genocidale antisemitisme wel het geval is. Wilhelms antisemitisme is eerder reactief en piekt op de momenten waarop hij zich aangevallen voelt. En het zijn dan niet alleen de Joden die het moeten ontgelden. Zij worden door de keizer in één adem genoemd met andere zondebokken, zoals Jezuïeten of katholieken, vrijmetselaars, bolsjewieken, socialisten, Britten en Fransen.

In november 1938 uit de keizer zijn verontwaardiging over de Rijkspogrom (voorheen ‘Rijkskristalnacht’ genoemd).
Nu hij zijn eerdere uitspraken over uitroeiing van de Joden door de nazi’s in praktijk gebracht ziet, schrikt hij ervoor terug.
Deze inconsequentie tussen zijn woorden en daden is kenmerkend voor het wispelturige, grillige karakter van Wilhelm II.

‘Judas Verrat’, nationaalsocialistische prent van Willy Knabe over de Dolkstootlegende, uit ‘Der Schulungsbrief’, een maandblad van de NSDAP, 1942

Met het plaatsen van een Jodenster op de mouw schuift Willy Knabe de Dolkstootlegende en het verlies van de Eerste Wereldoorlog in de schoenen van de Joden: het Duitse leger heeft in 1918 de strijd niet aan het front verloren maar is door Joden in de rug aangevallen.

Collectie Museum Huis Doorn

‘De pers, Joden en muggen zijn een plaag waarvan de mensheid zich op de een of andere manier bevrijden moet. Ik denk dat gas het beste is.’
Wilhelm II, 15 augustus 1927

Hermann Knackfuβ naar een tekening van keizer Wilhelm II, The yellow peril (het gele gevaar), 1895

Met een tekening uit 1895 waarschuwt de keizer de Europese landen zich te beschermen tegen Oost-Aziatische volkeren, met name China. De West-Europese landen worden verbeeld door Germaanse vrouwen die op een rotspunt staan, aangevoerd door Germania, als personificatie van het Duitse Rijk. Boven hen licht het christelijk kruis op. Aan de overzijde van een rivier woedt brand. In de rookwolken die zich erboven samenpakken is een Boeddha zichtbaar. De Boeddha staat symbool voor het gele gevaar en de oprukkende Aziatische volkeren waartegen de West-Europese landen hun godsdienst moeten beschermen.

Collectie Museum Huis Doorn, HuD 10716

Twee vrouwen bij het bord van de gemeente Doorn, 1941

Op het bord ‘Joden niet gewenscht’ onder het gemeentebord van Doorn is het woordje ‘niet’ onleesbaar gemaakt.

Collectie NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Amsterdam

‘Het is een schande wat daar thuis nu gebeurt.’
Wilhelm II over de Rijkspogrom (Rijkskristalnacht),

14 november 1938